• Westerwolde maatje te groot voor groene Galliërs

    In de driehoek Bourtange, Sellingen, Vlagtwedde vonden de groen Galliërs afgelopen zondagochtend hun Waterloo. In een lommerkijk gebied omringd met vlakke vlakten als een wiskundehoek, leek de zondag nog wel zo mooi te beginnen. Liefst 16 mannen van ragfijn voetbalallooi hadden zich aangemeld voor dit treffen. Een ongekende luxe voor keuzeheer Kanninga die regelmatig de opstelling moet aanpassen vanwege de beperkte inzetbaarheid van zijn manschappen, kon zijn geluk niet op in aanloop naar de wedstrijd. Helaas ontstond tijdens het verzamelen al de eerste domper; Frank had zich verstapt en zijn aanwezigheid was onzeker. Na tien minuten wachten kozen wij voor het idee dat het niet zou gaan met Frank en we vertrokken. Tijdens de reis bleek al dat de vaste aanvoerder zich had laten verleiden tot een zaalvoetbalsessie en daarmee zijn kuit onvoldoende rust voor een hele wedstrijd had gegund. Min twee dus al. Terwijl de eerste Galliërs witte korte broekjes over de meest uiteenlopende boxers trokken zocht onze laatste man naar de laatste aspirines in het deskbordkastje van witte gezinsauto. Toch liep hij even later ogenschijnlijk fris en fruitig mee met de Galliërs het alleraardigste kunstgras op in Vlagtwedde. Terwijl de opstelling door Wilbert werd gegeven, ontstond op datzelfde moment een vertraging door een spuitluier, niet Herres zelf, maar zijn jonge spruit had het nodig gevonden om vlak voor vertrek zijn billen, zijn romper, zijn nek, zijn hielen en zijn breekbare jongensnekje onder een dikke laag met mosterdgeel te bedekken. U begrijpt onze Herres kwam niet op tijd voor het eerste fluitsignaal, waardoor verloren zoon Pang tegen wil en dank mocht starten als wingback. Een man die sprint alsof je Shimizu een 10 kilometer ziet klunen, werd geacht de hele linkerflank af te struinen. U begrijpt de luxe was inmiddels al ver te zoeken.

    Toch begonnen de groene Galliërs nog helemaal zo slecht niet. Binnen enkele minuten was het Maikel Dam die oog in oog met de keeper de bal te lief en bovendien net naast het doel inschoot. Zijn kompaan voorin Leon van Blafferen, hij hoestte als een zeehond met poliepen op zijn longen, smeet met zijn krachten en dook in elk gat dat hij zag, sprintte achter elke mislukte diepe bal aan en bood zich aan iedereen die het maar wilde aan als een kwispelend reutje. Aan de kant werd de adem ingehouden. Amir was de enige fitte wissel op de bank. En zo gingen we van 16 spelers in papier, naar één fitte wissel in een tijdsbestek dat normale mensen zich omdraaien tijdens een zondagochtend. Na zes minuten scoorde Pim zelfs, hij rondde een fraaie steekpass van Jakobs af. Daar wil het echter als een kaartenhuis ineen. Een rasvoetballer bij Westerwolde nam met elke actie grote happen uit het broze zelfvertrouwen van de groene Galliërs. Hij was er voor verantwoordelijk dat amper 14 minuten na de 0-1 er 3-1 op het scorebord stond. Toen vlak voor rust zijn voorzet werd binnengelopen, was de strijd gestreden. De nederlaag onafwendbaar. De zin om te voetballen gedecimeerd en de stilte in de kleedkamer oorverdovend. 

    In de tweede helft werd er niet veel meer klaargespeeld door de Galliërs. Bovendien scoorde de rasvoetballer nog twee keer. In elk ander voetbalverslag had ik er nu een punt gezet. Er een eind aan gebreid. Alleen dan zou ik mezelf vergeten. In de 66e minuut mocht ik invallen na een lange, slepende rugblessure. Eindelijk was ik weer voetballer. Het kunstgras voelde als beton onder mijn voeten, de bal als een vierkante flint en sprinten als uit elkaar vallen. Maar ik ben weer voetballer. Hoelang weet je nooit. Maar ik ben het weer. Ik hoor weer een klein beetje bij dit elftal. Dit team van vrienden en voetbalverliefde zielen. Ik mag weer bewegen, ik mag weer zeuren en ik mag weer dromen over dingen die het lichaam allang niet meer kan totdat er een bal halfhoog komt aanzeilen. Ik hoop dat ik dit seizoen nog iets kan bijdragen aan de glans van de groene Galliërs. Want dat verdiend dit team vol tegen de bierkaaivechters. De komende weken zullen we wel weer te weinig man hebben, maar wanneer ik weer de wei in mag, zal ik stralen van oor tot oor, omdat ik weet: Ik ben een groene Galliër. Noem me sentimenteel, noem het grootheidswaanzin, maar neem het niet van me af. Laat me pingelen als een jochie van zeven, laat me juichen als bij mijn eerste doelpunt en laat me voetbal weer omarmen als belangrijkste bijzaak in het leven. Aan hen die dit lezen en soms aan stoppen denken; bal zolang je kunt, stoppen kan altijd nog. Lieve lezers, toch gauw!