• Karsten en de Gallische muur

    De echte start van het seizoen, was gelijk het verste weg van de thuisbasis. Diep in de veenkant van het noorden reden de groene Galliërs hun eerste competitiewedstrijd tegemoet. Het jeugdige tweede van Veelerveen was tussen een wirwar aan pionnen al aan de wedstrijd nabootsende warming-up begonnen, terwijl leider Richard de opstelling doorgaf aan de zich relaxed omkledende groenhemden. Het beloofde een hete zondagochtend te worden. Zoals zo vaak werd de laatste mooie dag van het jaar aangekondigd. Mensen die regelmatig op zondagmorgen opstaan weten inmiddels wel beter. Het jaar telt zeker 38 mooie zondagochtenden, de kans dat het stortregent op een zondag is ook nog eens verwaarloosbaar klein. Op de heenweg zagen we een rij kerkgangers genieten van de stralen van God’s glorie, die hun rechtschapen gelaten kietelde zonder gewenst effect. De zondagsrust zou met name voor de Gallische verdediging aanstonds danig op de proef gesteld worden. De blauwe hemel maakte zelfs de eindeloze linten grijs asfalt langs de vaal witte mechanische windbenen en aangepote rijen eiken een aangename tocht. Eén grijze wolk en de wereld vergaat hier in de eindeloosheid van het leeg gegraven vlakke land. Hier werden medelanders tweehonderd jaar geleden uitgewoond en afgeknepen ter glorie van Stad en Ommeland. Hier braken ruggen onder het gewicht van pas uitgestoken veen en hier erodeerde de wind mensengezichten tot basalt. Hoekig en bleek als de zo gehate lucht verplaatsende propellers aan reusachtige pilaren. De flegmatieke Galliërs, groot geworden met zilverwaar en getraind om in mooi weer schone schijn te spelen, stonden eigenlijk bij aankomst al achter. Twintigers gemixt met tieners lieten het leder al in de warming-up soepel van voet naar voet gaan. Met het doorzettingsvermogen opgebouwd in generaties doorzwoegers en de er-op-of-geen-vreten-mentaliteit, leek een overwinning voor de groene Galliërs onmogelijk. En eigenlijk bleef dat de hele wedstrijd zo, behoudens een strakke corner van Vincent en een achterhoofdkopbal van spits Pim in de twintigste minuut van de wedstrijd. Pardoes stonden de levensgenietende mannen voor. Wat volgende was een zich traag voortzwoegend restant van de wedstrijd, waarin meer werd gepraat dan gevoetbald. Karsten redde in de eerste helft nog een aantal keer prachtig en zelfs katachtig, maar dat was in de tweede helft al niet eens meer nodig. Laatste man Olf schreeuwde zijn ploeg van links naar rechts en zijn keel schor. De groene Galliërs trokken een muur op uit onmacht. Bijna elke bal ging verloren en die keren dat dit niet zo was, ging het vaak bij de daaropvolgende pass mis. Tot frustratie van eenieder. Opvallend was dat de scheidsrechter buiten schot bleef, de woorden van Albert bleven negentig minuten in de koppies zitten. Maar onderling was het helaas andere koek. De man zonder bal wist het steevast beter dan de man met bal en die paar keren dat dit niet zo was, wist de passende man het steeds beter dan de ontvangende man. Dit gold voor zowel de groen- als de geelhemden. In de hoofden werd er wellicht nog wel uiting gegeven aan het voetbalspel, maar vanaf de kant was dit onmogelijk te ontcijferen. Tien Galliërs formeerden een muur en hingen als duizelige boksers in de touwen op de lijn van het eigen strafschopgebied. De jonge veenwerkers kregen geen schop in de grond en kwamen niet één keer in schotpositie binnen de zestienmeter tijdens de eindeloos aanvoelende tweede helft. Als het landschap, die onverbiddelijke einder zonder mikpunt, zo leek de wedstrijd zich tot ver in de werkweek voort te slepen. De tijd leek een loer gedraaid door tweeëntwintig voetballers en een loom uitkijkende leidsman. De gezichten van de groene Galliërs verwerden tot die van een veenarbeider aan het einde van de week. Uitgewrongen en met uitstraling van een dooie pier. De slome zondagochtend deed de rest, ogen verdwenen diep in de kassen en elke smoel werd vakkundig door de warme lucht uitgestreken. Moegestreden haalden de groene Galliërs op het bijna verteerde tandvlees de eindstreep. Het dramatische epos van Karsten en de muur kreeg een slot met een glimlach. Al waren zelfs de drie punten die meegingen in de tas naar Borger nauwelijks te tillen. 

    Toch staat er op de ranglijst, hoe ongelofelijk veel geweld je er de waarheid en de realistische totstandkoming er ook mee doet, de eerste overwinning van het seizoen voor de groene Galliërs uitgedrukt in een magere overwinning. Je hebt kwaliteitsarme voetbalwedstrijden en je hebt negentig minuten iets doen met voetbalschoenen aan, wat doet vermoeden dat men poogde iets te doen wat zou moeten lijken op voetbal. En dan nog ben je niet bij een nauwkeurige beschrijving van deze droefenis.

    Ik eindig graag positief en dat is welgemeend. Wanneer je zo slecht voetbalt en toch wint, dan kun je louter beter worden en tevens vertrouwen putten uit de overwinning. We zullen heus nog wel eens verliezen, maar zoveel verliezen als afgelopen zondag gebeurt niet gauw. We verloren het plezier, bij tijd en wijlen elkaar, we verloren de weg naar het doel, we verloren de automatische aanname, we verloren techniek, passend vermogen, we verloren bijna alles behalve de wedstrijd. Na het laatste fluitsignaal was er geen juichkreet te horen, een paar zuchten van opluchting en opgeloste wanhoop. Er was dan toch eindelijk een einde gekomen aan deze wedstrijd. Volgende week thuis tegen Asserboys 5. Laten we voor sprankelend voetbal gaan die onze jongensharten weer tot de rand toe vult met voetbalplezier, die lichamen zien we maandag wel weer.