Voor het eerst dit seizoen konden de thermoshirts onder de groene shirts van de Galliërs aan. Een snijdende wind strooide gul met regenspetters op het hoofdveld van de Drift. Het was zelfs koud te noemen. In alle herfstmaanden uit mijn jeugd was het koukleumen en bibberen tijdens het warmlopen, maar dit seizoen was het vaker zweten dan trillen. En dat terwijl voetbal van origine toch echt een wintersport is. Weliswaar met een hoog gehalte aan mooiweervoetballers, dat dan weer wel. Dit verslag is een verslag van een nederlaag, een verliespartij. En volgens de data uit mijn decennia aan verslagen zijn die altijd een stuk korter dan de verslagen van glansrijke overwinningen. De zinnen vinden minder gretig het papier, woorden willen niet zo graag. Over nederlagen spreek je gewoon niet graag, die moffel je weg. Onder het tapijt, onder de grasmat. VKW 5 was een maatje te groot, dat moet ik schoorvoetend toegeven. En terwijl ik de nacht ervoor nog genoot van een fijne droom over een glorieus rentree, compleet met omhaal in de kruising, bleek de realiteit helaas iets weerbarstiger. Tot de nederlaag, ging het verslag zo.
Met een lichte kriebel in mijn gemoed stopte ik mijn veel te flitsende voetbalschoenen in de verwaarloosde voetbaltas. Maandenlang had de tas ongebruikt in de kofferbak van mijn uitstervende Ford Fiesta gelegen. Na een breuk in mijn voet, een kneuzing in mijn enkel en een oprekking in mijn enkelband, opgelopen bij één onbeholpen tackle in de eerste oefenwedstrijd, was er maandenlang geen voetbal. Geen zondagochtendkriebel, geen strompelende trapgang op de zondagavond, geen zuurbranden na het derde biertje in de ochtend, geen voldane douche na de wedstrijd. Met de verwachtingsvolle blik van een voetbalgek kind reed ik richting het sportveld. Met in de kofferbak de groene tenues en mijn iets te flitsende voetbalschoenen. Het veld lag er prachtig bij, glinsterend van verlangen. Het gras riep om een strakke schuiver, scherend over de toppen van het gras als een wakeboard over de onstuimige zee. De warming-up kon niet snel genoeg beginnen. In de kleedkamer gaven de scheenbeschermers onder mijn omhooggetrokken sokken het gladiatorengevoel dat met het ouder worden groeit. Het gevoel dat je er nog toe doet, dat het bestaan nog een beetje zin heeft. Dat je meer werk dan man, werk en vader. Dat ongrijpbare gevoel dat Galliërs moeten hebben gehad wanneer ze een vijandig Colosseum betraden. Heldhaftig op weg naar een zekere dood. Een vleugje daarvan voelde ik door mijn aderen stromen toen ik de noppen hoorde krassen op de oude badtegeltjes in de kleedkamer. De miezer streelde mijn gelaat terwijl ik als een ware Galliër
hongerig naar de strijd het gemarkeerde vlak in stapte. En daar houdt het verslag eigenlijk wel op.
We kwamen nog, enigszins hoopvol, op 2-0 voor. Geen glansrol echter voor de herintredende verslaggever. Ik kon pijnvrij rennen, maar de bal wilde niet uitvoeren wat in mijn brein verzon. De bal liet zich niet aannemen. De voetbalschoenen hekelden de kou, ontworteld uit de voetbaltas, liepen ze wat verdwaasd heen en weer. Zonder dat ze me naar een kans brachten of mij hielpen tot een wervelende actie. Een kwartier na de 2-0 voorsprong stond het 2-4. Op hangen en wurgen haalde ik de thee. Twee wissels, zonder mijn naam. Kon ik mezelf nog oprichten? Kon ik deze dag nog redden?
De eerste poging tot het aannemen van de bal in de tweede helft gaf de bevestiging. Hoewel de voet en de enkel het prima deden. Boven verwachting goed, zag ik mijn vingers het wisselgebaar maken. Genade. Mijn teamgenoten streden nog hard voor de overwinning, terwijl ik in stilte de douche op zocht. Ik boende de nederlaag van mijn zwarte knieën. En terwijl ik met mijn handdoek door mijn haren woelde, kwam er het besef dat ik steeds minder wint als je ouder wordt. Lastig als je slecht tegen je verlies kunt, moeilijk te aanvaarden. En hoewel ik het probeer, moet ik het op zondagochtend weigeren te aanvaarden. Zodra de scheenbeschermers omgaan, doe ik net alsof ik niet kan verliezen. Of verlies niet bestaat. En dat hoop ik nog lang vol te houden. Het werd uiteindelijk door een klote corner nog 2-5. Deze zin schrijf ik om mezelf en ook jou te overtuigen van het feit dat je een wedstrijdverslag leest.
Volgende week uit naar Stadskanaal waar nog een paar oude groenwitte zondagmannen voetballen. Nu al zin in. Laten we blijven winnen totdat het niet langer kan. Verlies komt, als die zekere dood van die Galliër in het Colosseum. Maar dat zien we wel als het zover is. Tot die tijd winnen de Galliërs elke slag, elk duel en elke wedstrijd. Volgende week minder verslaggever en meer wedstrijdverslag. Beloofd.