Valthe, een waterig zonnetje beschijnt een tiental mannen met natte haren. Het is amper twaalf uur, als ze allemaal kiezen voor een liquid lunch. Terwijl de wolken als makke schapen door de lucht drijven, kaarten de mannen spreekwoordelijk na. De wedstrijd was vroegtijdig afgefloten door de scheidsrechter, de thuisploeg uit Valthe had de witte vlag reeds halverwege de eerste helft gestreken. De groene Galliërs hadden een gemakkelijke ochtend. Er werden in een krappe vijfenzeventig minuten 8 doelpunten geknutseld en uit pure wanhoop had de scheidsrechter maar prematuur afgefloten. Hij kon het niet langer aanzien, zoals de tegenstander zichzelf niet langer kon aan zien. Afgedroogd door de nummer ene laatst. We hoefden niet ver te graven in dit seizoen om hun gevoel te begrijpen. Het gevoel van liefdesverdriet. Het spelletje dat altijd zo leuk was, was tot een langzame marteling verworden. Minuut voor minuut keken ze naar het spelletje, naar het rollen van de bal en voelden zij de onmacht in de benen en welde het verlies achter hun ogen. Afscheid nemen van iets dat je van jongs af aan zoveel heeft gegeven, het is een zwaar en ondraaglijk lijden. Je houdt van de bal, maar weet hem niet meer te beroeren, je weet nog hoe je samen de hele wereld aan kon, hoe elke aanraking zacht als een kus was en hoe je onder de stralende zon, als in een vergeelde foto, elkaar middagen lang liefhad in de achtertuin van je ouderlijk huis. Je voelt nog die connectie, maar de aanblik is compleet veranderd. De bal herkent je niet meer, reageert afwijzend op elke aanraking, blijft het liefst ver van je vandaan en je houdt het niet langer hoog. Je aangeleerde stoerheid verdwijnt als een dun laagje sneeuw op een zonovergoten piste, weerloos hobbel je achter het leven aan, totdat de scheidsrechter je uit je lijden verlost. Zo voelden de jongens van HOVC zich.
Goed, ik had het over een tiental mannen met natte haren. Bij een vale picknickbank op precies te zijn. De onoverwinnelijkheid nog voor even in de inborst en dus ook in de in voetbalhumor verpakte praatjes. Met elke slok bier werd het luider, steeg de euforie mee met het kwik van de dag. En plots ook die vraag; gaan we door? Wie wil door? Kunnen we door? Want duidelijker dan in dat moment, maak je het niet zichtbaar. Duidelijker dan op de toppen van je voetbalgevoel stel je de keuze niet scherp. De zondag is een dag waarop steeds minder wordt gevoetbald, dat is door ons hele land zo. En al helemaal in een vereniging die in haar statuten heeft staan nooit meer een prestatie-elftal op de zondag te faciliteren. Twee kampioenschappen in de kelderklasse werden oogluikend gedoogd, maar de zondagochtend, hoe een beeldschoon decor vaak ook, houdt binnenkort op de bestaan als voetbaltempel. Voor hen die onwetend slapen, de ochtend wegsnurken alsof hij niet bestaat en voor hen die de zondagochtend zien als straftraining, voor hen schrijf ik deze woorden niet. Het is aan de rasliefhebber, de voetbal-niet-kunnen-loslater, voor het jochie in een afgetrapt lichaam. De zondagochtend schenkt ons levensvreugde, is voedingsbodem voor onze verhalen, ondanks scheuten pijn en spieren die niet meer willen groeien. Als dan, aan dat soort liefhebbende jochies, die al dertig jaar of meer opstaan met veel te grote verwachtingen van hun eigen presteren, als dan de vraag wordt gesteld of men er vrijwillig mee wil stoppen. Dan vult de lucht zich met onverzettelijkheid, dan sijpelt er redbull-achtige toverdrank in de gedachtengangen, dan giert de levensvreugde ongecontroleerd door de aderen. Dan kruizen blikken elkaar en neemt men allemaal een flinke slok ‘nooit en te nimmer’. Dat is de groene Galliër in ons die opstaat, die zegt tot hier en niet verder. Die zijn spelplezier en zijn eigenwaarde beschermt met een luide brul.
Toegegeven, het was mooi weer, de overwinning was ontzettend ruim en de lente was alom zichtbaar, maar toch, al is er maar één procent van waar, zag ik onverzettelijkheid. Een prachtige onverzettelijkheid die we, dat realiseer ik me best, nog wel vorm moeten geven. Maar dat hij er is stemt me optimistisch. De hele zondag lag ik met een gebroken lichaam op de bank, al voetbal kijkend, te glunderen als een jong jochie die net zijn eerste doelpunt heeft gemaakt.
Feitelijk is het een enorme opgave om volgend seizoen met een elftal op de zondagochtend te blijven voetballen. Maar door die tussen-de-middag in Valthe en dankzij de nonverbale blikken en slokken, weet ik zelf weer waarom voetbal meer is dan 22 mensen die achter een bal aan hobbelen. Als je dit leest en je voelt iets, er gaat een haartje overeind staan of er klontert een brokje in je keel, aarzel dan niet. Ga ervoor! Meld je aan om onderdeel te zijn te worden van de grootste remontada uit de geschiedenis van de funklasse en kom voetballen op de zondagochtend. Had je zelf de hoop al opgegeven, heb je jaren andere liefdes te voorrang gegeven? Ik snap je, maar ik weiger je helemaal te begrijpen. Implementeer het in je leven, giet het in een mooie verpakking voor hen die je kritisch benaderen, verkoop het aan jezelf zoals de beste autoverkoper die je kent en weet dat teleurstelling bij het leven hoort. Dat je niet precies zo goed meer bent als je was. Dat je jezelf zult hekelen die eerste wedstrijden. Maar bijt door, kauw het weg met zondagochtendgrinta en je zult beloont worden. Beloont worden met zo’n prachtige tussen-de-middag in Valthe, die vervliegt voor je het weet, maar waardoor je voelt dat je leeft. Dank lieve voetbalvrienden!