• Borger Zondag 2 blijft winnen

    Een wit kunstgrasveld in Witteveen gold als decor van de tweede wedstrijd van de groene Galliërs na de winterstop. Omdat het eigen sportpark echt gras draagt, verhuisde het, als thuiswedstrijd geplande, duel naar Witteveen. Een biljartlaken in de buitenlucht, rechte lijnen met heldere lucht. Hier geen afdalingen, geen ‘big air’ of sjortrek-banen. Niets olympisch aan, maar wel de sfeer van wintersport. Menigeen hunkerde dan ook al gauw naar de après-ski. Met het vriesdauw op de benen kraakten de ledematen van de groene Galliërs in de breedte heen en weer tijdens de warming-up. Bij de tegenstanders waren zelf maillots aangetrokken. Eén helft van het veld, dat in de zon baadde werd langzaamaan groen, het andere deel leek langlaufgebied. De teennagels braken, gekneveld door de kou, in klompharde voetbalschoenen. De nog benevelde voetballers waren in het voordeel, zij voelde geen kou, geen belemmering. Aan Borgerzijde zat Hessel dan ook in korte voetbalbroek op de witbeslagen bank.

    De groene Galliërs startten furieus; de eerste de beste kans werd verzilverd door Dam. Er waren nog slechts twee handenvol seconden gespeeld en de wedstrijd leek eigenlijk al gespeeld. Nog negenentachtig en een halve minuut blauwbekken, koukleumen en heel blijven. Nadat Brussen, gelukkig weer van de partij, de 0-2 scoorde was het helemaal gedaan. De wereld werd warmer, de zon een vriend en de blote benen gloeiden als allesbranders onder dampende torso’s. Het werd nog wel 1-2, maar niets wees op paniek, gevaar of mogelijk puntverlies. De thee was al lauw geworden in het steenkoude kleedgebouw, terwijl de Galliërs weer wat gevoel in de tenen zocht, te midden van de meegereisde leidsman, die de effectieve laptijd zag verdampen voor zijn ogen en na amper tien minuten de mannen weer het veld dirigeerde. Akelig fel schitterende de zon over het kunstgrasveld, de kou doorklievend, kwistig strooiend met vitamine D.

    Wederom begonnen de groene Galliërs goed, al snel werd het 1-3 en 1-4. Barista van nature, La Rivière toverde er bij de 1-4 een karakteristieke rush uit. Zo’n rush die je zo soms een paard in een weiland ziet maken. De benen steeds net iets voor het hoofd, die krachtige passen, het robuuste remmen aan het eind. Zo ziet zo’n rush van Robert eruit, een genot voor het oog. Het lichaam, en in geen rush is dat duidelijker, weet niet hoe oud het is; instinct is een eeuwig jonge reflex. Aan het eind van die loopshow werd de bal onder de keeper door het doel in getikt. Vincent, ons glanzend pronkstuk scoorde en ook Dam wist nog een keer te scoren. De wedstrijd ging langzaam uit, zoals het plezier van de slalommende skiër langzaam verdwijnt bij het zicht op kannen met schuimend gerstenat. De après-foot, de le troisième helft, lonkte. Al wenste een enkeling dat hij in bed lag, nog even ingestopt door zijn moeder, een zacht kusje op zijn voorhoofd en dan naar dromeland. De ijskoude zondagochtend had zijn kater bevroren, zijn dronkenschap geconserveerd. Die middag wachtte hem soep met brood of een stamppot, een reeds ingepakte wastas en de trein. En maar hopen dat de maandag hem beter gezind zou zijn. Na heel hard nadenken komt alsnog de eindstand boven, 2-6.

    Twee weken vrij en dan vervolgd de competitie zich, fier aan kop gaan de Galliërs. Maar uit eerdere verslagreeksen uit achter ons liggende seizoenen, is gebleken dat dit niets hoeft te betekenen. De klad ligt op de loer, een draad is zo zoek. Het plezier in samenzijn is natuurlijk groter wanneer je wint, maar elke wedstrijd, zo weet de ervaring, kent een derde helft. Een onbezorgd samen waarin de Galliërs uitermate goed op elkaar zijn ingespeeld.